HISTORIEK VAN DE SCHOOL
1. De gemeentelijke, later vrije jongensschool
Hoewel wij onder het Ancien Regime steeds een dorpsonderwijzer aantroffen te Kluizen bestond er krachtens een gemeentelijke mededeling van 27 vend. XII (20 oktober 1803) geen lagere school.
Als reden daarvoor geeft de burgemeester op dat er geen enkel bekwaam persoon te Kluizen woont om deze bediening uit te oefenen en dat er geen behoorlijk lokaal voorhanden is.
Vroeger was er hier een Vlaamse school, maar die is reeds verdwenen bij het begin van de revolutie. Er is wel iemand die zich aangeboden heeft. Een samenvoeging met Ertvelde vindt de burgemeester van Kluizen niet gewenst, omdat de kinderen alleen ’s winters naar school gaan en de wegen naar Ertvelde dan praktisch onbegaanbaar zijn.
Het volgend jaar, nl. op 22 oktober 1804, treffen wij Jan-Baptist Roegies, als onderwijzer aan die 60 jongens en 40 meisjes onderwijst.
Hij werd erkend als voorlopig onderwijzer en ontving hiervoor een jaarlijkse vergoeding van 32,66 fr.
In 1807 duikt een tweede onderwijzer op, nl. Lieven Nimmegeers. De twee onderwijzers krijgen nu elk een vergoeding van 25 fr.
Toch worden ze niet als gemeentelijke onderwijzer erkend. Inderdaad beiden oefenden hun onderwijzerschap als een soort nevenberoep uit en dat kwam omdat zij tijdens de zomer vrijwel geen kinderen in de school kregen. Zo was Lieven Nimmegeers een kleermaker en Jan-Baptist Roegies een wever.
In 1809 zit Kluizen opnieuw zonder onderwijzer. Jan-Baptist Roegies legde zijn bediening neer en Livinus Nimmegeers was uitgeweken naar Desteldonk.
Na 3 jaar komt deze laatste evenwel terug.
Op 14 november 1812 bekomt hij van inspekteur Van Leempoel de toelating om te Kluizen opnieuw onderwijs te verstrekken.
Op 13 januari 1813 komt François De Backer uit Gent, zich te Kluizen als onderwijzer vestigen.
Daardoor zijn er opnieuw twee onderwijzers.
Na de provinciale ordonnantie van 1818 wordt Lieven Nimmegeers, nog alleen als gemeentelijk onderwijzer, 3e klasse, erkend.
In 1829 vraagt hij aan het gemeentebestuur een “leesmachine” aan, die hem geweigerd wordt, wegens zijn gering aantal leerlingen. In april 1828 bedroeg dit 30 leerlingen, in juni 21 en in december 61.
Na 1830 wordt de klok achteruitgezet.
Onder het voorwendsel, dat er een tweede onderwijzer zich vestigt in de gemeente, wordt de wedde van Nimmegeers in 1832 afgeschaft, gezien hij “nog de functie van Kleermaker met zijne kinderen uytoefent welke het voornaemste zijns bestaens uytmaekt”.
Deze tweede onderwijzer was Alexis Waffelaer, die in 1835, 4 kinderen kosteloos onderwees en 53 tegen betaling en in 1836 25 kinderen kosteloos en 35 tegen betaling.
Hij verliet in 1838 de gemeente. Nimmegeers bleef ondertussen niet bij de pakken zitten. Hij dient in 1834 een rekwest in om zijn ontnomen rijksjaarwedde terug te bekomen.
In 1835 bekomt hij inderdaad een subsidie van 50 fr. Hij onderwijst hiervoor 22 kinderen kosteloos en 47 tegen betaling.
In 1837 is deze jaarwedde verhoogd tot 100 fr.
Pastoor Hacke zegt over hem in 1842 dat hij een man is van voorbeeldig leven, dat hij ’s zomers 80 leerlingen heeft in zijn school maar dat toch een belangrijk deel van de Kluizense jeugd school loopt in het naburige Wippelgem.
Livinus Nimmegeers werd ondertussen oud en er ontwikkelde zich een gelijkaardige situatie als te Ertvelde met J.B. Van Lent.
In 1844 ontspint er zich een diskussie met de provincie betreffende de geldigheid van het mandaat van Livinus Nimmegeers als gemeenteonderwijzer. Volgens de provincie bekleedt hij deze funktie onwettig.
Het gemeentebestuur is hiermee niet akkoord. Sinds 42 jaar in het onderwijs, is hij altijd als gemeenteonderwijzer beschouwd geworden.
Onder het Hollands Bewind heeft hij examen afgelegd en in 1830 bij de wisseling van het regiem heeft hij de eed afgelegd.
Sinds de organieke wet op het lager onderwijs van 1842 bekwam hij een jaarwedde van 200 fr. en sindsdien stort hij ook voor zijn rustpensioen. Het gemeentebestuur betoogt verder ten voordele van zijn onderwijzer: “Alom is den gemelden Livinus Nimmegeers, altoos door eenieder aenzien als gemeenten onderwijzer, en ’t is nu maer sederd circulaire van M. den minister van binnenlandsche zaken d.d. 29 februari (1844), dat hij als dusdanig niet mag beschouwd worden, als sederd 1830 geene herbenoeming bekomen hebbende, hadde deze benoeming alsdan vereischt geworden, zekerlijk zoude dit gedaen zijn geweest. Maer nu door zijne hoogen ouderdom (76 jaren) ende gebreken waermede hij thans behebt is, zal deze benoeming niet konnen plaets grijpen, hij zoude door de hooger Overheid niet aengenomen worden, als die fonctie met gene genoegzame voldoening meer konnende bekleeden; maar zoude het regtveerdig zijn dien ouden onderwijzer, die geen bestaen, geen fortuin bezit, eenvoudiglijk aen den kant te stellen en hem in eene volkomene aermoede met geheel zijn huisgezin te werpen; hij die zich altijd aen de wet onderworpen heeft, hij die sederd 42 jaren ten dienste der gemeente is geweest, hij die gedurende dien tijd met ijver en ter voldoening van een ieder zijne bediening bekleed heeft”.
Uiteindelijk zal hem toch een pensioen toegekend worden, maar de aanvraag dient jaarlijks vernieuwd. In 1851 ontvangt hij 250 fr. Ondertussen wordt op 29 maart 1845 Angelus Van de Rostijne, uit Evergem, tot zijn opvolger aangeduid.
Het schoollokaal wordt gehuurd en men stelt een verhoging van het onderwijspeil vast.
In 1848 vangt men aan met de bouw van een zondagschool, dienstig als gemeenteschool, die in 1849 voltooid werd.
Het gemeentebestuur legt veel lof op de ijver en de vlijt van de onderwijzer. Ongelukkig genoeg overleed Angelus Van de Rostijne reeds op 26 juni 1856.
Hij werd voor een korte periode opgevolgd door Thomas De Ceuster (1856-1857), door August De Schepper (1857) en tenslotte door Karel Lodewijk Van Hege (benoemd in 1858).
Ondertussen werd de school in 1857 verkocht en belandt de gemeenteonderwijzer in de zondagsschool.
In 1860 schenkt Notaris Vermeersch 10 a 20 ca grond, huidige Kloosterstraat om daarop een school te bouwen.
In 1863 ging men over tot de openbare aanbesteding van het schoolgebouw. Zij beliep 778,7 fr.
In augustus 1864 was de school voltooid.
In 1874 werd ook het meubilair aangepast.
Ondertussen werd Karel-Lodewijk van Herzeele, tevoren reeds partikuliere onderwijzer, op 22 november 1873 als hulponderwijzer benoemd.
En de gemeenteschool neemt nog uitbreiding. Op 30 januari 1875 wordt Josephine Bogaerts als hulponderwijzeres benoemd voor de meisjes in de gemeenteschool en nadien bij de scheiding der geslachten op 12 augustus 1876 als gemeentelijke hoofdonderwijzeres van de autonome meisjesschool.
De beide schoolhoofden hebben dan een jaarwedde van 700 fr. gemeentelijke vergoeding voor de onvermogende kinderen.
Reeds in juli 1879 werd een schoolkomitee gesticht “tegen den ongodsdienstigen invloed der wet van juli 1879 over ’t lager onderwijs”. Op 5 juli 1879 werd een eerste vergadering belegd onder voorzitterschap van pastoor Van Peteghem en ondervoorzitterschap van Jozef de Potter, burgemeester.
Werden ontboden: Karel Van Hege, onderwijzer. Deze stelde zijn eisen te hoog en kon niet aanvaard worden. Hij zal dus bij het onderwijs van de Staat blijven.
Mej. Josephine Bogaerts gaat over naar het vrij onderwijs.
De volgende week vergadert men opnieuw. De zondagsschool wordt als lokaal voor het vrij onderwijs aangeduid.
In de jongensschool zullen als onderwijzers fungeren: Jozef Bogaerts, koster en onderwijzer en Karel Van Herzeele.
In de meisjesschool: Josephine Bogaerts.
Op de volgende vergadering wordt de scheiding in 2 afzonderlijke lokalen besproken.
De jaarwedde van de leerkrachten wordt als volgt bepaald: Jozef Bogaert, 250 fr. + betalende leerlingen, Karel Van Herzeele 600 fr., Josephine Bogaerts 1.000 fr.
Om de kosten te dekken worden volgende vrijwillige giften genoteerd: J. de Potter 1.400 fr., Pastoor Van Peteghem 1.000 fr., Van de Steene 50 fr., J.B. Dhondt 50 fr., J.Buysse 400 fr.
De materiële uitrusting banken en lessenaars wordt toevertrouwd aan Jozef Bogaerts, tevens timmerman te Kluizen.
Wanneer men op 8 november 1879 ook de zondagsschool moet verlaten besluit men met eigen middelen een katholieke school te bouwen.
Hoe was het ondertussen gesteld met de officiële gemeenteschool?
Zij werd slechts bijgewoond door 5 leerlingen, waaronder dan nog 2 eigen kinderen van het echtpaar Van Hege. Karel Van Hege heeft nu een jaarwedde van 1.350 fr.; zijn vrouw geeft in de gemeenteschool les aan de meisjes van 1 oktober 1880 tot 31 mei 1883. Bij gebrek aan leerlingen wordt de sektie meisjes dan afgeschaft. Dit was onvermijdelijk aangezien de gemeenteschool op 19 augustus 1882 alleen nog bezocht werd door de twee kinderen van het echtpaar Van Hege.
Reeds in 1880 bestaan er plannen tot oprichting van een gemeenteschool te Terdonk, op de grens van de gemeenten St.-Kruis-Winkel, Evergem en Kluizen, die elk voor een deel zouden dienen tussen te komen.
Daar Kluizen slechts 7 huizen telt te Terdonk, wenst de gemeente niet tussen te komen.
Ook de twee andere gemeenten staan er afwijzend tegenover. Bij K.B. van 29 februari 1884 zal de school er van ambtswege opgericht worden maar de politieke omschakeling zal de uitvoering ervan beletten.
In 1884 vraagt de gemeenteraad:
1. De afschaffing van de gemeenteschool Van Hege, slechts door 2 tot 3 kinderen bezocht.
2. De gemeentelijke onderwijzer Karel-Lodewijk Van Hege op wachtgeld te plaatsen.
3. De aanneming van de lagere jongensschool bestuurd door Henri De Walsche en van de lagere meisjesschool bestuurd door Josephine Bogaerts.
4.De lokalen van de gemeenteschool te mogen gebruiken voor de aangenomen scholen.
Een voorstel van inspekteur De Block om Van Hege te behouden en De Walsche als hulponderwijzer te benoemen in de gemeenteschool en het lokaal van de vrije school alleen voor meisjes te behouden, werd niet aanvaard (71). Een voorstel om de scholen gemengd te maken werd eveneens verworpen (72).
In 1885 verliet Karel Van Hege na een 27-jarig verblijf Kluizen en vestigde zich te Melle.
Hij weigert nochtans zich van ambtswege op pensioen te laten plaatsen. Hij blijft op wachtgeld “wegens opzegging van bediening” en neemt tenslotte op 30 september 1891 ontslag.
In de vrije jongensschool werd Henri De Walsche op 1 oktober 1885 reeds opgevolgd door Kamiel Van Sinay, gehuwd met Josephine Bogaerts, hoofd van de vrije meisjesschool.
In 1895 verlaat het echtpaar Kluizen en wordt Kamiel Van Sinay benoemd te Aalst-Mijlbeek, vervangen door Jozef Haes. Niet voor lang echter want reeds op 18 januari 1896 volgt de benoeming van Kamiel Tavernier. Eigenaardig genoeg verlaat deze laatste voor een korte periode Kluizen nl. van 14 december 1900 tot 15 juli 1902. Hij wordt er ondertussen als schoolhoofd vervangen door Hubert Claes.
Het schoolhuis dat Van Hege in 1885 verlaten had, werd aanvankelijk verhuurd aan August Opstale, koster en vanaf 1889 aan het schoolhoofd Kamiel Van Sinay.
De schoollokalen werden in 1909 aangepast. Zij waren toen eigendom van de familie de Potter d'Indoye, die ze kosteloos ter beschikking stelde van het schoolkomitee. In 1936 volgde een nieuwe verbouwing. In 1960 zijn ze in eigendom verworven door de V.Z.W. “Parochiale werken van Kluizen”.
Kamiel Tavernier nam op 1 september 1932 als schoolhoofd ontslag en werd opgevolgd door Henri Van Nieuwenhuyze. Hij werd als schoolhoofd op 1 september 1964 opgevolgd door Ferdinand Van Hoecke en op 1 september 1969 door Marcel Claeys.
Sinds 1966 bezitten de vrije jongens- en meisjesschool een gemeenschappelijke oudervereniging, waarvan het voorzitterschap bij de oprichting in handen was van Prof. Dr. G. Robbrecht.
2. De gemeentelijke, later vrije meisjesschool
Aanvankelijk, dit tot omstreeks 1815 was de parochieschool gemengd. In het “Liber Status Animarum” van 1842 noteert pastoor Hacke dat er enkele godvruchtige vrouwen zijn, die de kinderen tot hun eerste kommunie voorbereiden.
In 1850 werd uit harde noodzakelijkheid door pastoor Hacke de spellewerkschool opgericht. Zij werd door 80 meisjes bezocht.
Wij weten reeds dat in 1875 door de benoeming van Josephine Bogaerts een eerste stap gezet werd naar een autonome meisjesschool, die inderdaad in 1871 gerealizeerd werd.
De schoolstrijd van 1879 zou heel deze struktuur ongedaan maken. Josephine Bogaerts gaat over naar het vrij onderwijs. Mevrouw Van Hege geeft les in de gemeentelijke meisjesschool; die bij gebrek aan leerlingen gesupprimeerd wordt in 1883.
In 1884 wordt Josephine Bogaerts bestuurster van de vrije meisjesschool. Samen met haar echtgenoot Kamiel Van Sinay, zal zij in 1895 Kluizen definitief verlaten. Dit zal aanleiding geven tot de aankomst van vier kloosterzusters die het onderwijs voor meisjes in handen zullen nemen.
Ondertussen werd op 23 juli 1888 een bewaarschool opgericht onder leiding van een wereldlijke onderwijzeres. Van bij de aanvang telde zij een 60-tal kinderen. Deze katholieke bewaarschool was tot 1921 geïnkorporeerd in de meisjesschool, maar had vanaf 1921 tot 1957 een kwasi-zelfstandigheid.
Op 19 maart 1895 namen de drie kloosterzusters van de orde der Jozefienen, het onderwijs der meisjes in handen; nl. Zuster Angelique als moeder, Zuster Scholastique en Zuster Perpetua, gediplomeerde onderwijzeres. Zuster Perpetua (Marie De Vlieger) onderwees gedurende 43 jaar de vrouwelijke jeugd van Kluizen.
Ter gelegenheid van haar diamanten kloosterjubileum werd haar op 10 augustus 1953 een grootse hulde gebracht door gans de Kluizense bevolking. Zij overleed te Kluizen op 7 mei 1961.
Als direktrice werd zij opgevolgd door Zuster Ghislena (Maria Bauwens) van 1939 tot 1943, door Zuster Margareta (Emilie Sterck) van 1943 tot 1946, door Zuster Elmire (Julia Soetens) van 1946 tot 1959, door Zuster Magdalena (M. Sienart) van 1959 tot 1961, door Zuster Wivina (J. Van den Eeckhout) van 1961 tot 1963, gevolgd door Zuster Brigitta (Maria Redant).
De bewaarschool, tot hiertoe ondergebracht in een gemeentelijk lokaal kon door de op pensioenstelling van Marie Van Hecke in 1957 overgenomen worden door de vrije meisjesschool. Dit laatste restant van de gemeenteschool werd onlangs gesloopt (ingang Kloosterstraat).
Wanneer in januari 1960 de eigendom van de meisjesschool, klooster en tuin inbegrepen, door de heer G. de Potter 'd Indoye aan het moederhuis te St.-Kruis-Winkel verkocht werd, is er een nieuwe bewaarschool gebouwd, bestaande uit twee ruime klaslokalen en nieuwe toiletten op de kant van de grote speelplaats gebouwd, zodat meisjes- en bewaarschool thans een blok vormen.
VASTBENOEMDE LEERKRACHTEN AAN DE GEMEENTELIJKE, LATER VRIJE MEISJESSCHOOL TE KLUIZEN
1. Josephine Bogaerts | 1875-1879 gemeenteschool 1879-1895 vrije school, direktrice |
2. Mevrouw van Hege | 1880-1883 gemeenteschool |
3. Marie De Vlieger (Zuster Perpetua) |
1895-1938 vrije school |
4. Celina Willems | |
5. Marie Van Hecke | 1921-1957 kleuterschool |
6. Emilie Sterck (Zuster Margareta) |
1930-1943 onderwijzeres 1943-1946 direktrice |
7. Alice Van Daele | 1932-1941 |
8. Maria Bauwens (Zuster Ghislena) |
1934-1939 onderwijzeres 1939-1943 direktrice |
9. Julia Soetens (Zuster Elmire) |
1934-1946 onderwijzeres 1946-1959 direktrice |
10. Josée Criel | 1937- kleuterschool |
11. Clara De Doncker | 1938-1965 |
12. Maria Redant (Zuster Brigitta) |
1948-1959 onderwijzeres 1963- direktrice |
13. Monique Lauwereins- De Baerdemaeker |
1957- kleuterschool |
14. M.Sienaert (Zr Magdalena) | 1959-1961 direktrice |
15. J. Van den Eeckhout (Zuster Wivina) |
1961-1963 direktrice |
16. Monique Beyst-Dedeken | 1962- |
17. Gh. Acke-Pots | 1965- kleuterschool |
18. Magda Detemmerman- De Walsche |
1965- |
19. Francine Wytinck | 1967- |
Besluit
In de Franse tijd kwam het volksonderwijs zowel te Ertvelde als te Kluizen moeilijk op gang. De dorpsonderwijzer kumuleerde er twee beroepen waarbij dat van onderwijzer als sekundair beschouwd werd.
Tijdens de Hollandse periode werd van hogerhand een ernstige poging gedaan om het lager onderwijs te bevorderen. De onderwijzers, ingedeeld in 3 klassen, ontvingen zelfs een wedde vanwege de staat.
Na 1830 volgt een regressie en de beide gemeentelijke onderwijzers Jan-Baptist Van Lent (Ertvelde) en Livinus Nimmegeers (Kluizen) kunnen met grote moeite in 1845 een rustpensioen verwerven.
De organieke wet van 1842 begint omstreeks 1860 vruchten af te werpen.
Van dan af meent men het ernstig met het vernieuwen van een openbaar schoolgebouw. Tevoren moest de onderwijzer veelal voor die akkomodatie zorgen. Te Kluizen werd in 1864 een gemeenteschool gebouwd, te Ertvelde in 1870-71.
Zowel te Kluizen als te Ertvelde was vlak voor de schoolstrijd nl. in 1876, naast de jongensschool ook een meisjesschool opgericht.
Al die bestaande strukturen werden door de schoolstrijd doorkruist. Het gevolg daarvan was dat de drie bestaande bloeiende gemeentescholen van de kaart geveegd werden.
Langzaam zoekt het vrij onderwijs zijn weg tot de nu bestaande vrije jongens- en meisjesscholen met de daaraan gehechte bewaarscholen.
De parochie Rieme, in 1928 ontstaan, kende reeds een wijkafdeling in 1913 om vanaf 1942 over een autonome jongens- en meisjesschool te beschikken. De schoolgebouwen werden in 1944 volledig vernield maar heropgebouwd in 1957-1958.
Na de eerste wereldoorlog ontstond uit het privé-initiatief een teken- en vakschool en een muziekschool. Een school voor volwassenen opgericht in 1867 strandde reeds in 1875.
In 1960 werd te Ertvelde een gemeentelijk technisch instituut opgericht, in 1962 overgenomen door de provincie en naar Stoepe overgeplaatst.
In 1964 werd er een Rijkslagere school opgericht.